Een nieuwe genetische analyse onthult een verrassend gebrek aan Denisovan-DNA onder prehistorische mensen die leefden in de Japanse Jomon-periode (ongeveer 16.000 tot 3.000 jaar geleden). Deze bevinding biedt intrigerende hints over vroege menselijke bewegingen en interacties in Eurazië. De studie, gepubliceerd in Current Biology, onderzocht de complexe geschiedenis van genvermenging tussen moderne mensen (Homo sapiens) en hun mysterieuze neven, de Denisovans.
Denisovans, een uitgestorven groep mensachtigen die alleen bekend zijn door fragmentarische fossiele overblijfselen en genetische sporen, bevolkten ooit delen van Eurazië. Hun DNA blijft vandaag de dag hangen in mensen van Oceanische, Oost-Aziatische, Zuidoost-Aziatische en Indiaanse afkomst. Wetenschappers gebruiken deze ‘Denisovan-vingerafdruk’ om de eeuwenoude reizen van deze archaïsche mensen in kaart te brengen.
Het onderzoeksteam vergeleek de genetische gegevens van 115 oude individuen verspreid over meerdere regio’s van Eurazië en die teruggaan tot 45.000 jaar geleden met die van 279 hedendaagse individuen. De bevindingen schetsen een overtuigend beeld van de Denisovan-invloeden in verschillende populaties:
- Oost-Aziatische afkomst: Oude Oost-Aziaten uit China en Mongolië op het vasteland hadden de hoogste concentratie Denisovan-DNA onder alle geanalyseerde Euraziatische groepen. Deze aanzienlijke hoeveelheid suggereert meerdere ontmoetingen met verschillende Denisovan-populaties vóór het Laatste Glaciale Maximum (een periode van intense kou ongeveer 26.500 tot 19.000 jaar geleden).
- West-Euraziatische banden: Daarentegen vertoonden oude mensen uit West-Eurazië (Iran en Georgië) het laagste niveau van Denisovan-afkomst.
De meest verrassende ontdekking? Het Jomon-volk uit het prehistorische Japan, dat ongeveer 16.000 tot 3.000 jaar geleden leefde, had opmerkelijk weinig Denisovan-DNA. Eén individu uit deze periode, daterend uit ongeveer 3.755 jaar, bezat slechts een zesde tot een achtste van de genetische bijdrage van de Denisovan die we zien bij moderne Oost-Aziaten. Deze bevinding staat in schril contrast met de substantiële Denisovan-afkomst die wordt aangetroffen in latere Japanse populaties uit de Kofun-periode (ongeveer 300 tot 710 na Christus), wat duidt op een daaropvolgende instroom van Denisovan-genen die mogelijk verband houden met migraties van het vasteland van Oost-Azië naar Japan gedurende deze tijd.
Hoewel de redenen voor dit unieke patroon in de Jomon-afkomst onduidelijk blijven, bieden onderzoekers verschillende mogelijkheden:
- Verschillende migratieroutes: De vroegmoderne mens heeft mogelijk verschillende paden gevolgd toen hij zich door Oost-Azië verspreidde, waardoor sommige groepen – zoals de Jomon – er voor zorgden dat ze helemaal geen Denisovans tegenkwamen.
- Spaarzame verspreiding van Denisovans: Denisovans kunnen geografisch verspreid zijn geweest, waardoor contact met hen relatief zeldzaam is voor bepaalde populaties, waaronder de vroege Jomon.
Verdere genetische analyse uit eerdere perioden in de prehistorie van Japan (ongeveer 32.000 jaar geleden) zou meer licht kunnen werpen op deze intrigerende puzzel en ons begrip kunnen verfijnen van hoe oude mensen in Eurazië met elkaar omgingen. Deze studie onderstreept de kracht van oud DNA om complexe migratiepatronen te ontrafelen en de onderling verbonden geschiedenis van de menselijke evolutie te belichten.
































