Neanderthaler-neuzen: de theorie van koude-adaptatie ontkrachten

7

Decennia lang suggereerde een prominente theorie dat de grote neuzen van Neanderthalers evolueerden om de lucht in koude klimaten te verwarmen en te bevochtigen. Nieuw onderzoek trekt deze lang gekoesterde overtuiging echter in twijfel. Een zorgvuldig bewaard gebleven Neanderthaler-schedel, bekend als ‘Altamura Man’, biedt het meest complete fossiele bewijs tot nu toe en onthult dat de neusstructuren van Neanderthalers niet op unieke wijze waren aangepast aan koud weer.

De Altamura-man: een uniek exemplaar

Dit skelet werd in 1993 ontdekt in een grot nabij Altamura, Italië, en dateert van 130.000 tot 172.000 jaar oud. In tegenstelling tot andere Neanderthaler-fossielen blijft de Altamura-mens in situ – ongestoord in de grot – ingekapseld in calcietformaties die de delicate neusbeenderen beschermen. Dit behoud is van cruciaal belang: eerdere studies waren gebaseerd op gefragmenteerde of onvolledige schedels, wat leidde tot aannames over de nasale anatomie van de Neanderthaler.

De virtuele reconstructie

Onderzoekers gebruikten endoscopische sondes en 3D-fotogrammetrie om de neusholte van Altamura Man digitaal te reconstrueren zonder het fossiel te verstoren. Hierdoor konden ze de ethmoid, vomer en inferior neusschelpen onderzoeken – botten die zelden intact worden aangetroffen in overblijfselen van Neanderthalers. De resultaten waren verrassend: de interne structuren van de neus van Altamura Man verschilden niet significant van die van moderne mensen.

De theorie van koude-adaptatie ontkrachten

De heersende theorie stelde dat de grote neuzen en sinussen van Neanderthalers de luchtstroom maximaliseerden, waardoor de lucht werd verwarmd en bevochtigd voordat deze de longen bereikte in koude omgevingen. De neusholte van de Altamura Man ondersteunt deze bewering echter niet. Hoewel Neanderthalers over het algemeen grotere neusopeningen hadden, waren de interne structuren niet op unieke wijze aangepast aan koud weer.

Alternatieve verklaringen

In plaats van zich uitsluitend te concentreren op aanpassing aan de koude, suggereren onderzoekers dat de neuzen van Neanderthalers mogelijk zijn geëvolueerd om lucht efficiënt te verwerken voor hun grotere lichamen en hogere metabolische behoeften. De massieve bouw van de Neanderthalers vereiste een robuust ademhalingssysteem, en een grote neusholte had dit kunnen faciliteren.

Variatie binnen de soort

De studie benadrukt ook het potentieel voor variatie binnen de Neanderthaler-soort. De neusanatomie van de Altamura Man verschilt van sommige eerdere reconstructies, wat erop wijst dat niet alle Neanderthalers dezelfde neusaanpassingen bezaten. Er is meer onderzoek nodig om het volledige scala aan variatie binnen de soort te begrijpen.

Bredere evolutionaire context

Vroege Homo -soorten hadden ook brede neuzen, en moderne menselijke populaties in koudere klimaten vertonen vergelijkbare neuskenmerken. Dit suggereert dat de neusbreedte nauwer verband houdt met lichaamsgrootte, stofwisselingssnelheid en ademhalingsefficiëntie dan alleen met koude-adaptatie.

Conclusie: De opmerkelijk bewaarde schedel van de Altamura Man daagt de lang gekoesterde overtuiging uit dat de neuzen van Neanderthalers uitsluitend zijn geëvolueerd voor warme lucht in koude klimaten. De studie suggereert dat de anatomie van de neus waarschijnlijk werd gevormd door een combinatie van factoren, waaronder lichaamsgrootte, metabolische behoeften en ademhalingsefficiëntie, en niet door een eenmalige aanpassing aan koud weer. Deze bevinding onderstreept het belang van het bestuderen van goed bewaarde fossielen om ons begrip van de menselijke evolutie te verfijnen