De goede plek vinden: gematigde groene ruimte, het beste voor de geestelijke gezondheid

20

Steden over de hele wereld kampen met een groeiende geestelijke gezondheidscrisis. Hoewel stedelijke groene ruimten veelbelovend zijn als een kosteneffectieve oplossing om het welzijn te verbeteren, is de vraag in hoeverre groen werkelijk nuttig is, onduidelijk gebleven. Een nieuwe studie gepubliceerd in Nature Cities door onderzoekers van de Universiteit van Hong Kong (HKU) geeft een definitief antwoord: gematigde hoeveelheden stedelijk groen zijn de sleutel tot het maximaliseren van psychologische voordelen, en betwisten de veronderstelling dat “meer groen altijd beter is.”

De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat één op de acht mensen wereldwijd met een psychische stoornis leeft, maar toch blijft behandeling voor de meesten ontoegankelijk. Stedelijke vergroening heeft aan populariteit gewonnen als potentiële oplossing vanwege het bewezen verband met verminderde stress, angst en depressie, naast een verbeterde cognitieve functie. Eerdere onderzoeken leverden echter inconsistente resultaten op en slaagden er niet in duidelijke doelstellingen voor stadsplanners vast te stellen. Dit nieuwe onderzoek vult deze cruciale leemte op door tientallen jaren aan mondiale gegevens te analyseren om de optimale ‘dosis’ groenheid voor geestelijk welzijn te onthullen.

Onder leiding van professor Bin Jiang voerde het team een ​​rigoureuze analyse uit van 69 kwantitatieve onderzoeken die tussen 1985 en 2025 werden gepubliceerd. Ze onderzochten gegevens van vijf continenten, die meer dan 500 datasets omvatten en verschillende soorten groene ruimten representeren, zowel bekeken vanaf straatniveau als van bovenaf. De meta-analyse bevestigde een consistente, omgekeerde U-vormige relatie: de voordelen voor de geestelijke gezondheid nemen toe naarmate de groenheid toeneemt tot een gematigde drempel, waarna ze op dat punt stagneren en vervolgens afnemen, wat na dit punt potentieel schadelijk kan zijn.

Een evenwicht vinden: de optimale groene drempels

De bevindingen onthullen specifieke drempels voor zowel groenheid op ooghoogte (wat mensen ervaren tijdens het navigeren door de stad) als groenheid van bovenaf (geschat via satellietbeelden). Voor uitzicht op straatniveau bereiken de voordelen een piek van 53,1% groendekking, met een zeer gunstig bereik tussen 46,2% en 59,5%, en een niet-nadelig bereik van 25,3% tot 80,2%. Top-downperspectieven laten een soortgelijk patroon zien, met een piek van 51,2% met een zeer gunstig bereik van 43,1% tot 59,2% en een niet-nadelig bereik van 21,1% tot 81,7%. Deze bevindingen komen overeen met gevestigde theorieën zoals de wet van Yerkes-Dodson, die suggereert dat optimale prestaties (in dit geval mentaal welzijn) plaatsvinden bij gematigde stimulatieniveaus.

Praktische implicaties voor steden: planning voor geestelijk welzijn

Dit onderzoek biedt een krachtig raamwerk voor stadsplanners en volksgezondheidsfunctionarissen. In plaats van prioriteit te geven aan meedogenloze vergroening, kunnen steden zich nu op deze specifieke drempels richten om de voordelen voor de geestelijke gezondheidszorg te maximaliseren en tegelijkertijd de toewijzing van middelen te optimaliseren. Groen op ooghoogte langs straten en openbare ruimtes blijkt bijzonder cruciaal en rechtvaardigt prioriteit bij ontwerpoverwegingen. De vastgestelde drempels stellen planners ook in staat minimumniveaus van groene dekking vast te stellen om het geestelijk welzijn te beschermen en te voorkomen dat de opbrengsten na een bepaald punt afnemen. Deze gerichte aanpak ondersteunt een rechtvaardigere verdeling van stedelijk land en onderhoudsbronnen.

“Dit werk laat zien hoe milieu-interventies kritieke uitdagingen op het gebied van de volksgezondheid kunnen aanpakken”, legt professor Peng Gong, vice-president en pro-vice-kanselier (Academische Ontwikkeling) bij HKU en lid van het onderzoeksteam uit. “Het levert het broodnodige bewijsmateriaal om duurzame ontwikkelingsdoelen te bereiken met betrekking tot gezondheid, welzijn en duurzame steden.”

Professor Jiang benadrukt dat de belangrijkste bijdrage ligt in het vaststellen van de algemene kromlijnige relatie tussen groenheid en resultaten op het gebied van de geestelijke gezondheid. Hij onderstreept verder twee belangrijke punten: ten eerste: het ontkrachten van de mythe dat ‘meer groen altijd beter is’, waarbij de potentiële nadelen van buitensporige vergroening worden benadrukt; ten tweede, het aantonen hoe gematigde groene ruimten voldoende zijn om optimale voordelen te bieden en tegelijkertijd een overmatige toewijzing van hulpbronnen te voorkomen. Dit delicate evenwicht is vooral relevant voor dichtbevolkte steden als Hong Kong, waar het maximaliseren van de groene ruimte vaak botst met andere dringende stedelijke behoeften.

Professor Chris Webster, voorzitter hoogleraar stadsplanning en ontwikkelingseconomie aan de HKU, vat de dubbele impact van het onderzoek samen: “We hebben robuust bewijs geleverd voor een kromlijnige relatie die een einde maakt aan tientallen jaren van gefragmenteerde bevindingen. Ten tweede hebben we dit patroon vertaald in praktische drempelwaarden die rechtstreeks de vergroeningsrichtlijnen en landschapsontwerpnormen bepalen.”

Door duidelijke richtlijnen te bieden voor het bereiken van optimale voordelen voor de geestelijke gezondheidszorg door middel van stedelijke vergroening, stelt dit onderzoek steden in staat beter geïnformeerde beslissingen te nemen over de toewijzing van middelen en prioriteit te geven aan het welzijn van hun burgers.